Een goed museum sluit naadloos aan op ontwikkelingen in de maatschappij. Voor musea die hun wortels hebben in het koloniale verleden van Nederland geldt dat al helemaal. Daarom hebben de vier musea die samenwerken onder de naam Nationaal Museum van Wereldculturen (het Tropenmuseum (Amsterdam), Museum voor Volkenkunde (Leiden), Afrika Museum (Berg en Dal) en Wereldmuseum (Rotterdam) Studio Zeitgeist gevraagd deze gezamenlijke missie verder uit te diepen.
Filosoof Karl Popper zei het ooit in een interview: ‘Optimisme is een plicht. We moeten focussen op de dingen die gedaan moeten worden en waar we verantwoordelijk voor zijn.’ Daar kan ik me wel in vinden en ik weet vrijwel zeker dat ook filosoof en kunstenaar Koert van Mensvoort tot deze school behoort. In zijn boek Next Nature ziet hij een positief geloof in de mensheid als een morele plicht. Doemdenken over de menselijke soort komt voor Van Mensvoort neer op zelfhaat. De mens stelt hij centraal – dat is hij immers zelf – en hoopvol is hij omdat hij niet anders wil.
Ik vind zijn enthousiasme aanstekelijk, te meer omdat we er met méér van hetzelfde niet gaan komen. Van Mensvoort, tevens oprichter van het ‘Next Nature Network’, zegt dat de grote natuurorganisaties een conservatief beeld van de natuur hebben. Eigenlijk was vroeger alles beter, dus richt men zich op herstel en behoud. Daar tegenover plaatst Van Mensvoort de unieke mogelijkheden van de mens als evolutionaire katalysator. Die rol speelde geen enkele diersoort eerder. Terwijl in de afgelopen paar miljard jaar de evolutie op basis van DNA, genen en koolstofverbindingen voort strompelde, schiet die nu door middel van nieuwe materialen zoals silicium en plastic met sprongen tegelijk vooruit.
We spreken van het antropoceen, een geologisch tijdperk waarop de menselijke activiteiten van de mens de grootste impact hebben. Deze activiteiten bedreigen weliswaar bestaande ecosystemen, maar leiden ook tot een diversificatie van zowel biologisch als technisch leven. De auteur stelt zich de gewaagde vraag of de bezorgdheid om het verdwijnen van soorten eigenlijk wel terecht is.
Heeft Van Mensvoort niet misschien een enorm bord voor zijn kop en verkondigt hij het blije techno-gospel zoals zovele hightech toekomstdenkers? Nee, ik denk dat zijn verhaal wel hout snijdt. Hij wijst op een belangrijke
Hij is geen alarmist, maar waarschuwt wel: als we niet uitkijken, wordt het antropoceen opgevolgd door het technoceen, het tijdperk waarin de technologie een grotere impact heeft, veel groter dan de mens. Dat is niet de bedoeling: Van Mensvoort stelt zeer bewust de mens centraal. Het is daarom onze grootste morele verantwoordelijkheid om biologie en technologie in balans te brengen.
De juiste balans tussen biologie en technologie betekent onherroepelijk dat we vooruit moeten: we kunnen de techno-sfeer niet afschaffen of ongedaan maken. ‘De evolutie gaat door, we moeten vooruit’, schrijft Van Mensvoort. ‘Maar al te naïef inzetten op een wereld waarin technologie biologie vervangt, is net zo onverstandig. We moeten koorddansen: balans.’
Van Mensvoorts toon is plezierig: zijn oplossing klinkt redelijk en zijn geloof in de mensheid is hartverwarmend. In essentie pleit hij immers voor een humane technologie die de behoeftes van de mens als uitgangspunt neemt. ‘Het vergroot onze zintuigen in plaats van ze af te stompen. Het plaatst mensen in hun kracht, in plaats van ze overbodig te maken. […] Humane technologie dient niet enkel het individu, maar allereerst de mensheid als geheel.’
Het is wel veel gevraagd voor die mensheid die er inderdaad ‘nog maar net is’. Pas voorzien van intellectuele gaven zijn we de wereld om ons heen al onherroepelijk aan het veranderen. Het bewaren van onze menselijkheid (die zelf ook nog eens verder evolueert) is geen sinecure.
Komt de mensheid inderdaad over haar collectieve neiging tot zelf-destructie heen? Over honderd jaar lezen we Next Nature weer eens terug. Dan zeggen we: ‘Het is niet gemakkelijk geweest, maar zonder die hoopvolle, optimistische houding hadden we het nóóit gered.’
Deze boekrecensie van Farid Tabarki werd op 15 juni gepubliceerd in het Financieel Dagblad.