Selecteer hier de onderwerpen en thema's die je interesseren:

Een boek voor op het nachtkastje van de informateur (recensie by Farid Tabarki)

Fard Tabarki schreef voor Het Financiële Dagblad een recensie over ‘Een land waarover is nagedacht’ by Han Lörzing

Is Nederland af, of smeekt het om mooie plannen? Landschaps­architect en planoloog Han ­Lörzing is die laatste mening toegedaan. Zijn boek Een land waarover is nagedacht is een ode aan het ruimtelijke plan, een optimistisch pamflet voor collectief zelfvertrouwen, de opmerking van Descartes indachtig dat ‘Dieu créa le monde, mais les Hollandais créèrent la Hollande.’

Het is te hopen dat de informateur en de zeven voorzitters van de Tweede Kamerfracties dit boek op hun nachtkastje hebben liggen, opengeslagen op de pagina’s waarop Lörzing een hartstochtelijk pleidooi houdt voor de ontwikkeling van visionair beleid voor de ruimtelijke ordening. Hij slaat precies op het juiste moment de spijker op zijn kop, want we kunnen wel een ‘echte doordouwer’ en een doortimmerd plan gebruiken, met alle maatschappelijke opgaven voor ons.

De verteltrant is overzichtelijk: Lörzing vindt dat we een zwaar stempel moeten drukken op de ontwikkeling van de ruimte in Nederland, vanuit het historisch perspectief van een eeuw verstandig plannen.

De auteur heeft aan dit proces uitvoerig bijgedragen en staat in zijn oproep niet alleen. Collega-landschapsarchitect Adriaan Geuze schetste vorige maand een doembeeld: ‘Als we niet oppassen, gaat ons land eruitzien als het Ruhrgebied.’ Deze zogeheten urban sprawl, die eeuwenoude stadscentra met industrieparken en voorsteden vervlecht, levert wel interessant theater op het grensvlak tussen industrialisering en romantiek op: de Ruhrtriennale is al twee decennia een klinkend succes. Maar planmatig is het er een ratjetoe.

Hopelijk hebben de informateur en de voorzitters van de Tweede Kamerfracties het boek op hun nachtkastje liggen
Laten we Nederland dus niet vol rommelen, maar zorgen dat de publieke zaak aan het roer staat, betoogt Lörzing. ­Nederland is maar een postzegeltje, maar wel een uitmuntend ingericht postzegeltje. Lörzing noemt het resultaat daarvan een ‘monument van de twintigste eeuw’. Het is een ‘groots bouwwerk van plannen, wetten en ontwerpen dat alleen kon opkomen in een tijd waarin de Nederlandse overheid de verantwoordelijkheid voor de inrichting van de ruimte krachtig naar zich toe trok.’

De verregaande coördinatie van de overheid van de inrichting van Nederland nam een aanvang toen volkshuisvesting een thema werd. In 1901 werd de Woningwet van kracht en in de decennia daarna trokken bevlogen mannen ambitieuze plannen om vooral de arbeidersklasse en de lagere middenklasse beter te behuizen. Onder leiding van de sociaaldemocratische wethouder Floor Wibaut bouwde de hoofdstad de een na de andere wijk in de stijl van de vooruitstrevende Amsterdamse School, van de Rivierenbuurt in Zuid en de Baarsjes in West tot het Vogeldorp in Noord. ‘Wie bouwt? Wibaut!’ luidde een slogan. Het heeft de emancipatie van de armere ­stedelingen goed gedaan.

Is het voor zo’n grand scheme, dat overigens ook in andere steden van de grond kwam, niet juist nu hoog tijd? De vraag naar woningen is enorm, en de koop- en huurprijzen rijzen de pan uit, zodat het nauwelijks een optie is voor mensen met bescheiden middelen om naar de grote stad te verhuizen. Tegelijk roept de energietransitie om groots aangepakte innovatie. Beste politiek leiders, is dat niet iets voor het regeerakkoord?

De grootstedelijke uitbreidingsplannen van weleer kunnen als voorbeeld dienen: ze laten zowel een ronkende ambitie als beleidsmatig doorzettingsvermogen zien. De randvoorwaarden stonden als een paal boven water. In een rapport in 1958 werd de grote lijn van de inrichting van het westen van ons land helder omschreven: het Groene Hart moest groen blijven, de steden in de Randstad mochten niet aan elkaar groeien en nieuwe verstedelijking moest naar buiten gericht plaatsvinden. Het was een gouden greep, net als de sinds de jaren zestig populaire woonerven waar honderdduizenden spelende kinderen zijn opgegroeid. En toen moesten de ­Vinexwijken nog komen.

Wat nu? De woningmarkt zit op slot, burgers roepen ‘Nimby’ (not in my back yard) bij elk groot plan, torens aan kantoorruimte staan leeg. Hoe moeten we de moderne noden van Nederlands inwoners lenigen? Het Ruimtelijk Plan­bureau is ook al opgeheven!

Lörzing eindigt gelukkig hoopvol. Hij constateert tevreden dat steeds meer toonaangevende architecten en planologen oproepen tot nationale actie. Nu moet de politiek nog even mee. En als dat gelukt is, hoopt hij vurig dat een fonkelnieuwe Rijksdienst voor Ruimtelijke Plannen het vertrouwen in Dutch ruimtelijk Design kan bezegelen. Terug naar de tekentafel!

De auteur:
Han Lörzing (1946) werkte in de landschapsarchitectuur, de stedenbouw en de ruimtelijke ordening. Eerder verschenen van zijn hand ‘Grenskoorts’ en ‘Jaren van verandering’.

Dit is misschien ook interessant

Openbaar college op 12 november 2018: vormen van ondernemerschap

31 10 2018

Debat: De stad is meervoud

25 05 2019

Farid Tabark in Goedemorgen Nederland over de opkomst van NVIDIA en kunstmatige intelligentie

27 06 2024