Hoe maken we de kunst- en cultuur sector in Rotterdam inclusief? Daarover organiseert de Rotterdamse Raad voor Kunst en Cultuur op dinsdag 28 mei een openbaar debat. Studiegenoot Farid Tabarki tekent voor de gespreksleiding en leidt het debat tussen praktijk en politiek in goede banen.
In het rapport de Stad is meervoud adviseert de RRKC de gemeente, de cultuursector en individuele instellingen om werk te maken van inclusiviteit en zet zij uiteen welke kansen dat biedt voor de sector en de stad. Wethouder Saïd Kasmi heeft laten weten de komende jaren te willen komen tot een inclusiviteitspact en kennisuitwisseling van instellingen onderling. Hij zal op 28 mei een reactie geven op de aanbevelingen uit het rapport.
Rotterdam is een stad met 170 verschillende nationaliteiten. Toch is de cultuursector te weinig een afspiegeling van de Rotterdamse bevolking. De gesubsidieerde instellingen blijven grotendeels eurocentrisch en traditioneel in vergelijking tot het informele veld dat cultureel diverser en inclusiever is. Tussen deze twee circuits is weinig uitwisseling en doorstroom. In een meer inclusieve cultuursector kan nieuw talent zich beter ontwikkelen en een praktijk opbouwen in Rotterdam. Lees meer
Op 21 november was Farid Tabarki samen met Saskia van Stein co-moderator van de toekomstgerichte architectuurconferentie ‘The Next Power of Dutch Architecture: A Change of Perspective’. Het evenement werd door ROAM Foundation in het Design Museum Den Bosch georganiseerd. Veertien vooraanstaande vrouwen uit de Nederlandse architectuur gaven hun visie op de vraag hoe we als mensheid en planeet in de komende eeuwen kunnen overleven. Meer dan honderd gasten en vele mensen die online de livestream volgden waren onderdeel van dit bijzondere evenement. “Het was een bomvolle dag met zoveel sprekers, maar er was een niet aflatende energie en engagement, ook vanuit het publiek,” aldus organisator Christine de Baan van ROAM.
Urgentie
Uit alle presentaties sprak een gevoel van urgentie, van zorg over de toekomst: de grote huisvestingsopgave – 70.000 extra woningen – waar Nederland voor staat, het hoge tempo van de klimaatverandering, de groeiende sociale ongelijkheid en de consequenties daarvan voor onze steden. Tijdens de dag, waarin afwisselend Engels en Nederlands werd gesproken, kwam het begrip ‘common good’ regelmatig naar voren: het algemeen belang, het gemeenschappelijk welzijn. En men was het eens: het proces waarin steden, gebouwen, en publieke ruimte totstandkomen heeft nu te weinig kwaliteit. Aan de beslissende tafels zit te weinig deskundigheid en talent. De verantwoordelijkheden zijn onduidelijk. De invloed van burgers moet groter. En vooral: ‘we wasted a good crisis’ – tijdens de economische crisis van eind 70-er, begin 80-er jaren, waarin nauwelijks werd gebouwd, focusten overheid en architecten op onderzoek, ideeontwikkeling en kwaliteit. Nu is het adagium: ‘de markt moet het doen.’ Waardevolle particuliere initiatieven die tijdens de laatste crisis zijn ontstaan komen in de verdrukking; hergebruik raakt uit de mode, nieuwbouw is weer in. Zoals een spreker zei: ‘we kunnen ons geen nieuwe economische boom veroorloven.’
Weerbaarheid
Van vrijblijvendheid was in geen van de presentaties sprake. Deze vrouwen in de Nederlandse architectuur zien een duidelijke rol voor de architect als speler in het sociaal-maatschappelijke veld, en zijn niet bang die handschoen op te nemen. Hun voorstellen, op basis van jarenlange professionele ervaring, waren even activistisch als realistisch. Sommigen waren zelf projectontwikkelaar geworden, anderen deelden hun strategie – soms van andere tijden – om overheden en opdrachtgevers te laten investeren in kwaliteit en de lange termijn. Veelvuldig was het pleidooi voor een ‘weerbare architectuur’, met ruimere maten en een open structuur: gebouwen als casco in plaats van ‘turn-key’, die over de jaren heen wisselende vormen van gebruik kunnen herbergen. En voor steden als ecosystemen, bio-klimatisch ontwerpen, efficiënt omgaan met bronnen, met energieproducerende daken en luchtfilterende muren. Grote zorg was er over de Nederlandse interpretatie van Europese aanbestedingsregels, die geen ruimte laat voor kwaliteit, nieuw talent, andere benaderingen. Het architectuurbeleid van België – dat dezelfde regels anders implementeert – werd meermalen geroemd. De weerbaarheid van deze architecten vertaalde zich ook in het vergroten van weerbaarheid van burgers, bijvoorbeeld door hen een eigen verantwoordelijkheid te geven bij de ontwikkeling van hun huizen en wijken. Maar ook door een spel te ontwikkelen dat burgers een gelijkwaardige stem geeft in het gesprek over de toekomst van de stad, ook als zij niet de stedenbouwkundige terminologie beheersen. Of een publieke ruimte te ontwerpen die inclusief is omdat hij de gebruikers uitdaagt, prikkelt en verwondert. Klimaat en huisvesting, de grote vragen voor de toekomst, kwamen expliciet aan bod in de presentatie van Elma Boxel – een toekomstvisie voor Nederland in 2050 waarin we wonen en werken op nieuwe terpen die boven het ondergelopen land uit steken – en die van architectuurhistorica Michelle Provoost, die op 19 oktober in Rotterdam de ‘School for the City’ oprichtte, met als eerste onderzoeksvraag een betere, permanente en betaalbare huisvesting voor iedereen, inclusief migranten, expats en studenten.
Nog niet klaar
Aan het einde van de dag was het duidelijk dat dit gesprek nog niet voorbij is. Deze conferentie is geen eindpunt maar een begin. Tijdens het slotdebat werd het belang benoemd van niet alleen bottom-up werken, maar ook van binnenuit: architecten moeten buiten hun vakgebied treden en andere partijen overtuigen. Verandering moet van alle kanten komen, en als vrouwen hier een rol in willen spelen, moeten ze niet bang zijn om zichtbaar te zijn. Terwijl de sprekers technologische innovatie zien als een vanzelfsprekend onderdeel van hun werk, benadrukten zij het belang van sociale innovatie. Daar hoort een architectuur bij voor de lange termijn, met genoeg kwaliteit en flexibiliteit om een nog onbekende toekomst te waarborgen.
Dit interview met Farid Tabarki werd oorspronkelijk gepubliceerd in het Marineterrein Magazine, dat verscheen op 20 september 2018. Het volledige magazine kan je lezen op de website van Bureau Marineterrein Amsterdam, of je haalt een gedrukt exemplaar op bij de Portiersloge bij de hoofdingang van het Marineterrein op Kattenburgerstraat 5.
Oefenen met menselijke factor in technologie
Het antwoord van Farid Tabarki op de vraag wat te doen met de snelle veranderingen in onze wereld is even verrassend als verfrissend: ‘We moeten vertragen!’ Volgens Tabarki gaan de technologische ontwikkelingen zo snel dat de mens die onmogelijk kan bijbenen. Daarom rest de mens weinig anders dan zich in de kennisrevolutie meer te richten op ‘menselijke’ factoren zoals empathie en sociale cohesie. Anders gezegd, de technologische rekenkracht en processnelheid verdubbelen zich nog steeds elke twee jaar – zoals Gordon Moore, de oprichter van Intel, al in 1965 voorspelde – maar de menselijke capaciteiten blijven op dat vlak achter.
We doen er dus slim aan om ons meer te focussen op zaken als sociale vaardigheden en complexiteit. Zaken die machines en computers nog niet of misschien nooit zullen beheersen. ‘Het is daarbij cruciaal dat we de lokale, individuele vragen van mensen leidend maken’, aldus Tabarki.
Het mooie is dat op het Marineterrein vraag en aanbod samenkomen. Maatschappelijk én op het gebied van technologie en research. Daarmee is het een uitgelezen plek om de menselijke factor te testen in relatie tot technologie. Maar dat zal volgens Tabarki niet eenvoudig zijn. ‘Onze evolutie is voor een groot deel gebaseerd op het geloof in vooruitgang. Het is zaak dat we de onverminderde technologische versnelling een plek weten te geven en weten te kanaliseren.’ Zonder de acceptatie van vertraging lopen we anders voortdurend en letterlijk achter de feiten aan …
Hieronder vind je het oorspronkelijke artikel.